-
1 bol
bol [bol]〈m.〉1 kom♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 donner un bol d'air à une industrie en difficulté • een in moeilijkheden verkerende industrie lucht geven¶ en avoir ras le bol • er van balen, het spuugzat zijnne pas se casser le bol • zich niet dik makenm1) kom2) bolus, grote pil -
2 ne pas se casser le bol
ne pas se casser le bol -
3 bomber
-
4 renfler
renfler [rãflee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen zwellen ⇒ doen opzwellen, opblazen1 (op)zwellen ⇒ dikker worden, uitzetten -
5 ball
n. bal; bal (dansfeest)--------v. tot bal vormen; tot een bal maken; klonteren; deelnemen aan geslachtsgemeenschapball1[ bo:l]2 bol ⇒ bolvormig voorwerp, bal3 prop ⇒ kluwen, bol5 kogel♦voorbeelden:set/start the ball rolling • de zaak aan het rollen brengenballs! • gelul!¶ on the ball • wakker, op zijn hoedebe (right) on the ball • op de hoogte/ad rem zijn♦voorbeelden:————————ball2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ balls up balls up/ -
6 round
adj. cirkel--------adv. rondom--------n. ronde; cirkel--------prep. rondom--------v. afronden, afmakenround1[ raund]2 ronde ⇒ rondgang; toer6 〈 muziek〉drie/vierstemmige canon♦voorbeelden:go/do the rounds • de ronde doen, doorverteld wordenhe stood us a round of drinks • hij gaf een rondje3 rondte♦voorbeelden:theatre in the round • théâtre en rond, arenatoneel————————round2〈bijvoeglijk naamwoord; roundness〉1 rond ⇒ bol, bolvormig2 rond ⇒ gebogen, cirkelvormig♦voorbeelden:in round terms • ronduit————————round3♦voorbeelden:round out • dik worden, opzwellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 omringen4 rondgaan ⇒ rondrijden/lopen (op/in)♦voorbeelden:round off sharp edges • scherpe randen rond afwerkenround off • besluiten, afsluiten 〈avondje e.d.〉round (up)on someone • tegen iemand van leer trekken, zich woedend tot iemand keren→ round up round up/————————round4〈 bijwoord〉3 bij ⇒ bij/voor zich♦voorbeelden:he did it the right/wrong way round • hij deed het goed/verkeerdsend round • verspreidenhe talked her round • hij praatte haar omround and round • als maar rondI lost my ring round here • ik ben mijn ring hier in de buurt verlorenthey brought her round • ze brachten haar weer bij (bewustzijn)send round for the girl • stuur iemand om het meisje te halen————————round5〈 voorzetsel〉1 〈plaats en richting; ook figuurlijk〉om ⇒ rondom, om … heen♦voorbeelden:they sat round the storyteller • ze zaten rond de vertellerit must be somewhere round the house • het moet ergens in (het) huis zijn -
7 neus
♦voorbeelden:een fijne neus voor iets hebben • 〈 opmerken〉 flairer qc. instantanément; 〈 waarde schatten〉 avoir du nezeen frisse neus halen • prendre un bol d'aireen lange neus maken (tegen iemand) • faire un pied de nez (à qn.)een lopende neus hebben • avoir le nez qui coulehet is zijn neus voorbijgegaan • ça lui a passé sous le nezzijn neus ophalen • reniflerzijn neus snuiten • se moucherzijn neus overal in steken • fourrer son nez partoutzijn neus in de wind steken • porter le nez au ventzijn neus stoten • se casser le nezneuzen tellen • compter les têtes〈 schertsend〉 ja, mijn neus! • mon oeil!dat ga ik jou niet aan je neus hangen • je ne risque pas de te le direiemand bij de neus hebben, nemen • mener qn. en bateaudoor de neus spreken • parler du nezlangs zijn neus weg • comme si de rien n'étaitje staat er met je neus bovenop • tu as le nez dessusaltijd met zijn neus in de boeken zitten • avoir toujours le nez dans les livresiemand met zijn neus op de feiten drukken • forcer qn. à regarder la réalité en facemet zijn neus in de boter vallen • avoir une veine de cocuje kijkt met je neus! • mets des lunettes!met zijn neus kijken • avoir le nez sur qc.wit om de neus zien • être blanc comme un linge〈 figuurlijk〉 iemand iets onder zijn neus wrijven • jeter des reproches au nez de qn.sta niet uit je neus te eten • ne reste pas là à te tourner les pouceshet komt me mijn neus uit • j'en ai par-dessus la têteuit zijn neus bloeden • saigner du nez〈 figuurlijk〉 iemand iets voor de neus wegnemen, wegkapen • souffler qc. au nez de qn.niet verder kijken dan je neus lang is • ne pas voir plus loin que le bout de son nez〈 spreekwoord〉 wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht • qui coupe son nez défigure son visage¶ dat examen is een wassen neus • cet examen, c'est de la frimeiemand iets door de neus boren • faire passer qc. sous le nez de qn. -
8 hump
n. bult--------v. krommen, de rug krommen, geslachtsgemeenschap bedrijvenhump1[ hump] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 it gives me the hump • ik baal ervan/krijg er de balen van————————hump21 bollen ⇒ bol gaan staan, kromtrekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 welven ⇒ bol/krom maken, ronden -
9 swell
adj. voortreffelijk, prima--------n. zwellen, aan, opzwellen, uitzetten, uitdijen; aangroeien, toenemen; zich opblazen; doen zwellen; opblazen, hovaardig maken; doen aangroeien of toenemen, verhogen, doen aan-, opzwellen; vergroten--------v. zwellen, opzetten, dik worden; opblazenswell1[ swel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zwelling ⇒ het zwellen, volheid2 deining————————swell2♦voorbeelden:————————swell3〈ook swollen [swoolən]〉♦voorbeelden:swell up • (op)zwellenswell with pride • zwellen van trotsII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
10 balloon
n. ballon; luchtballon; (in computers) een beschrijving van de werking van een "knop", geplaatst in een tekstballon--------v. de pan uitrijzen; ballontochten makenballoon1[ bəloe:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 the balloon goes up • de ballon stijgt op; 〈 figuurlijk〉 de pret begint; de moeilijkheden beginnen————————balloon2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 bal
I 〈de〉1 [sport en spel] 〈 klein〉 balle 〈v.〉 ⇒ 〈 groter〉 ballon 〈m.〉 ⇒ 〈 klein, massief〉 boule 〈v.〉 ⇒ 〈 biljart, ook〉 bille 〈v.〉♦voorbeelden:de bal terugkaatsen • renvoyer la balle〈 spreekwoord〉 wie kaatst moet de bal verwachten • qui s'y frotte, s'y pique¶ mooie bal! • bien joué!de ballen van iets begrijpen • ne piger que dalle à qc.geen bal zin hebben • avoir autant envie (de ça) que d'aller se pendregeen bal uitvoeren • ne rien fiche(r)geen bal van iets weten • être complètement nul sur un sujetde ballen! • à un de ces quatre!II 〈 het〉♦voorbeelden:na afloop bal, bal na • la soirée se terminera par un bal -
12 uitlopen
1 [lopend uitgaan; met een doel ergens heen gaan] sortir de2 [geleidelijk snelheid verliezen] ralentir5 [+ op][leiden tot] aboutir (à)6 [een voorsprong nemen] prendre une avance7 [meer tijd in beslag nemen] se prolonger8 [uitvloeien] couler♦voorbeelden:het gebouw uitlopen • sortir de l'immeubleje moet deze straat helemaal uitlopen • il faut suivre cette rue jusqu'au boutbij iemand in- en uitlopen • être un familier de la maisonde keeper liep te vroeg uit • le gardien de but est sorti trop tôthet salaris kan tot ƒ 3500,- uitlopen • le salaire peut s'élever jusqu'à Hfl. 3500,-dat loopt op niets uit • cela n'aboutira à rienwaar moet dat op uitlopen? • comment cela finira-t-il?verder uitlopen op het peloton • augmenter son avance sur le pelotonde verf is uitgelopen • la peinture a bavédeze schoenen moeten nog uitlopen • ces chaussures doivent encore se faire au piedII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [groter maken] assouplir à l'usage♦voorbeelden: -
13 ziek
1 [niet gezond] malade2 [getuigend van een verdorven geest] malsain♦voorbeelden:zich ziek lachen • se tordre (de rire)〈 figuurlijk〉 iemand ziek maken • assommer qn.zich ziek melden • se faire porter maladeziek van iemands gezeur worden • en avoir ras le bol des histoires de qn.ziek worden • tomber maladeziek zijn • être malade〈 figuurlijk〉 hij is altijd ziek of onderweg • avec lui il y a toujours qc. qui ne va pasernstig ziek • gravement maladeeen zieke • un(e) malade -
14 aufschwellen
См. также в других словарях:
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kuh — 1. A Kü moalkat trog a Hols. (Nordfries.) – Johansen, 72. Die Kuh milcht durch den Hals. 2. A Kuh söüft â méa, ässe vertroa kô. (Henneberg.) Auch eine Kuh säuft wol mehr als sie vertragen kann. Mit Anwendung auf Säufer. 3. A Küh wal t egh wed,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon